dinsdag 27 juli 2010

Afscheid van Indonesië

Het zit erop. Vier weken lang waren we on the road. Van Java naar Bali naar Sumatra en terug naar Java. Een maand Indonesië was lang. Aan het eind hadden we het zelfs een beetje gehad. Maar we hebben veel gezien, veel gedaan, ongelooflijke momenten beleefd en ervaringen voor het leven opgedaan. Onlangs vroeg iemand of onze reis in Indonesië mooier was dan Mexico. Ik moest daar even over nadenken. Maar eigenlijk zijn die twee landen niet te vergelijken. Mexico, of toch dat deel dat wij hebben gedaan, is makkelijker. Dat is Indonesië op sommige plaatsen heel wat minder. Je ziet hier nog meer het leven van alledag, zonder al te veel westerse invloeden. En dat hebben we graag. Maar toch hebben we hier geen waauwgevoel, geen coup de foudre zoals we dat ooit wel met India hadden. Maar de vraag is of we dat daar nu nog altijd zouden hebben natuurlijk. We denken dat we hier liever nog wat meer cultuur zouden hebben gezien. India heeft veel mooie paleizen en grote monumenten. Behalve Borobodur en Prambanan heeft Indonesië op dat vlak niet veel te bieden.



Het reizen met de kinderen ging vrij gemakkelijk. In tegenstelling tot Mexico hebben we hier wel een paar dingen moeten laten varen (bijvoorbeeld trekkings) omdat Leon nog een beetje te klein is, maar al bij al hebben we heel veel kunnen doen en hebben ze het super gedaan. Het is voor hen ook niet evident om om de twee dagen van hotel te veranderen, uren in een auto of op vliegvelden door te brengen (we zullen in totaal acht keer hebben gevlogen) en in een heel andere wereld terecht te komen. We stonden er zelfs soms versteld van hoe ze dingen die bij ons heel anders zijn met veel gemak aanvaardden. Zelfs de primitieve omstandigheden. Er is nooit gemord om het gebrek aan luxe, zelfs niet om een vuil toilet (behalve Leon dan) of een slechte douche met koud water. Net zoals in Mexico konden de kinderen de charme van de guesthouses en backpackershotels appreciëren boven de luxehotels (die meestal ver van de realiteit staan). Al bij al is Indonesië een makkelijk land om met kinderen te doen. Indonesiërs houden van kinderen en zeker van kleine dotjes zoals Leon. Hij echter is de aanrakingen nooit gewoon geworden. Op het einde negeerde hij hen gewoon. Maar we zijn heel veel mensen met kinderen tegengekomen. Veel gezinnen met twee of drie kinderen, we waren hier dus zeker geen uitzondering.


Het eten was wel een moeilijk punt, zeker naar het einde toe. De Indonesische keuken is lekker maar niet heel erg gevarieerd. En je kunt ook niet elke dag Nasi of Bami Goreng eten, zeker de kinderen niet. Vooral om Oscar hebben we ons wel wat zorgen gemaakt. We zijn allemaal wat afgevallen, maar Oscar had al weinig reserves. Hij zal dus thuis toch wel één en ander moeten inhalen en wat kilo’s moeten bijwinnen.





Op vlak van gezondheid is het ons meegevallen. We hebben allemaal darmproblemen gehad (lees reizigersdiarree) en de malariapillen hebben soms ook voor wat misselijkheid gezorgd. Leon is in het begin van onze reis twee uur ziek geweest maar voor de rest hebben we ons goed staande gehouden. Hopelijk blijft dat thuis ook zo en hebben we niet één of andere tropische ziekte mee.

Wat ons het meest zal bijblijven?
-De aankomst in Jakarta, de warmte die je overvalt en de tocht naar Bogor: onze eerste ontmoetingen met het leven in Indonesië, het zijn altijd de meest intense momenten.

-Yogjakarta: een hele leuke stad. Jammer dat we er naar ons gevoel te kort zijn kunnen blijven. Bovendien was Leon net daar ook ziekjes en hebben wij (behalve Fabrice) Borobodur gemist. We kampten er ook nog met een jetlag omdat dat in het begin van onze reis was. Maar Yogjakarta is leuk. Zeker een aanrader. We zouden er gerust een week kunnen blijven;


-De ritjes met de becaks (fietstaxi) in Yogjakarta. Typisch Indonesisch en voor de kinderen een hele belevenis.


-De busrit naar het dorp van Sugi, Sugi zelf, de ontvangst, het dorpsleven, de massage. Was echt geweldig!


-Prambanan, de hindoeïstische site: echt heel mooi en indrukwekkend en de kinderen waren er helemaal gek van. Jammer dat de hoofdtempel in restauratie is.

-De Bromovulkaan: ook super. Heel toeristisch, dat wel. En voor de zonsopgang moet je het ook niet altijd doen, maar zelden zo’n apart landschap gezien als daar. En met de paardjes tot aan de vulkaan, heel leuk!

-Onze chauffeur Trisno die ons op Java, van de ene plek naar de andere bracht.


-Het plantageleven van Kalibaru: zien hoe cacao, koffie, pepers, kruidnagel, enz … groeien. We zullen ook nooit vergeten dat Leon hier tot boven zijn enkels in de koeienmest is terecht gekomen en dat één van zijn Crocs erin was blijven steken. De koffiepluksters hebben al hun flessen drinkwater over zijn voetjes leeggegoten om hem af te wassen. Hij had nadien wel veel muggenprikjes maar eigenlijk was het een hilarisch moment.

-De vele massages!

Op Bali
-Pemuteran: het snorkelen hier was fantastisch. Nooit eerder zo”n prachtige onderwaterwereld gezien. Het eten hier was ook geweldig!

-Munduk: de rijstvelden, de natuur, het fabuleuze uitzicht vanuit onze kamer in de vallei, adembenemend mooi.

Op Sumatra

-Tangkahan: de echte jungle en een echt junglegevoel. Hard maar zeer interessant. Voor de kinderen was het olifanten wassen en rijden natuurlijk heel leuk.

-Bukit Lawang: raar stadje, nog volop in heropbouw maar ons hotel daar was super en de ontmoeting met de oerang oetans was voor de kinderen een echt hoogtepunt. Zelf zouden we nog dieper de jungle willen intrekken, maar dat is pas voor als de kinderen wat groter zijn.
















-De Bataks: een heel speciaal volk, met mooie huizen en aparte tradities. Wij waren vooral onder de indruk van het trouwfeest waarop we terecht kwamen en de lokale markt.

We zullen met plezier aan onze reis terugdenken. Uiteindelijk zijn we ook een maandlang met ons vijf samen geweest. Dat is niet altijd gemakkelijk maar het brengt je wel heel dicht bij elkaar. Leonneke zal vanaf nu weer in zijn eigen bedje moeten slapen en we zullen weer voor ons eigen ontbijt, middag- en avondeten moeten zorgen of de was en de plas doen. Maar we kijken er heel erg naar uit. Alice verwoordde het gisteren zo: ‘het is hier leuk en we doen hier leuke dingen, maar thuis is het toch ook leuk.’
Dank aan iedereen die heeft meegelezen. Het was fijn om op deze manier het thuisfront wat gerust te stellen en om mijn notities voor mijn latere artikels meteen kant en klaar bij de hand te hebben. België, here we come!

Shoppen in Bogor


De cirkel is rond: we zijn terug waar we de eerste dag van onze reis begonnen zijn, in Bogor. Niet echt in de stad zelf maar twaalf kilometer erbuiten, wat hoger in de bergen in het Happy Valley Guesthouse. En de vriendelijkheid van de Javanen valt ons opnieuw op. Overal staan ze klaar voor een praatje. Of ze roepen je in het Nederlands toe “Hoe gaat het?”. De Javanen hebben ons hart gestolen.
Als we in Bogor aankomen, regent het alweer. De laatste dagen hebben we pech. Sinds zondagmiddag valt de regen met bakken uit de lucht. Eerst in Brastagi, nu hier op Java. Hoewel Bogor de regenstad is, is het niet meer normaal. Nooit meegemaakt, zeggen de Javanen. Volgens hen te wijten aan de klimaatsverandering. Maar we proberen de moed erin te houden: vanmorgen, ondanks de regen, toch gezwommen in het zwembad. Volgens de kinderen het leukste zwembad van de hele reis. Vanmiddag hebben we ons laten brengen naar Bogorcentrum. Naar Indonesische normen een klein stadje met toch wel 800.000 inwoners. Dus opnieuw hectische toestanden in het centrum, auto’s, brommertjes, honderden kleine groene stadsbusjes en becaks door elkaar. Het verkeer in Indonesië is echt een gigantisch probleem.
We hebben gegeten bij “Megati”, een prachtige locatie met een mooi zicht op de stad en de vulkaan. De sate ayam goreng was heel lekker. Bogor staat ook bekend om zijn botanische tuin. Het zou één van de grootste van de wereld moeten zijn. De tuin zelf is nog opgericht door de heer Raffles, die later ook Singapore heeft gesticht en die ook voor de redding van Borobudur heeft gezorgd. De tuin is wel in verval maar wel aangenaam om eens de gekte en de onrust van de stad te ontlopen. Daarna zijn we naar een shoppingcenter gegaan. Alice zat door haar kleren en we hadden nog een jeans voor haar nodig voor de terugreis. De kinderen waren superenthousiast. We hebben er wel meer dan twee uur gespendeerd. Allemaal kleine Aziatische winkeltjes met kleurrijke spullen.
Nog één keer slapen nu in Indonesië en dan terug naar huis. Ondertussen wil iedereen heel graag terug naar huis. Ook dat is een deel van het reizen. Verlangen naar de doodgewone dingen van thuis. Morgenochtend gaan we zwemmen, al regent het pijpenstelen en om 14 uur vertrekken we richting luchthaven. Nog even door de lange vlucht heenbijten (2 x 8 uur vliegen) en we zijn terug thuis. Fabrice

maandag 26 juli 2010

Afscheid van Sumatra


Het is bijna niet te geloven, maar ook Sumatra zit er al op. Een eiland vol contrasten, mooi en groen, maar tegelijk ook hard, ruw en niet altijd even proper. Een stuk armer ook en dat zie je, dat ruik je, dat voel je overal. We hebben een paar hoogtepunten beleefd op Sumatra: de jungle, de olifanten, de oerang oetans. Ook Samosir en het Tobameer waren mooi. Toch moesten we vaak een beetje wennen als we op een nieuwe bestemming aankwamen. De eerste avond waren we soms niet meteen enthousiast, om dan de volgende morgen op te staan en te zien dat het toch allemaal heel erg meeviel en interessant was. De verplaatsingen duurden lang, we zijn heel veel onderweg geweest. Dagen van zes, zeven uur in de auto. De wegen zijn moeilijk berijdbaar, vol putten. Soms kun je je enkel met een jeep verplaatsen. Maar je ziet het landelijke leven als een film passeren en dat is leuk.
Sumatra is een landbouwstaat met als gevolg dat er veel verse groenten en fruit op het menu staan. We hebben daar ten volle van geprofiteerd: ramboetans (de favoriet van de familie), mangoestan en ananas hebben we in overvloed geproefd. Juni en juli zijn ook de oogstmaanden van de durian, het befaamde stinkfruit, dat we nu ook kennen. Al waren we er niet weg van.
Wat ontzettend jammer is, is dat er op Sumatra zoveel bossen gekapt zijn. Het eiland was ooit samen met Borneo de groene long van Azië maar dat is verleden tijd. In 1932 bestond het nog uit vijfennegentig procent regenwoud, maar na 1990 heeft men roofbouw op het land gepleegd en volop bossen gekapt om plantages aan te leggen. Daardoor zijn er nu nog maar twee nationale parken over, minder dan 3 miljoen hectare (voor een land dat groter is dan Frankrijk). Vreselijk toch? Overal zie je rubberplantages en voornamelijk palmolieplantages, waar economisch meer voordeel kan worden uitgehaald. De nationale parken zijn nog amper twee groene vlekjes op ooit zo‘n schitterend ecologisch systeem. We hebben van een Nederlandse trotter gehoord dat het op Borneo al even erg is gesteld. Het eiland is nog groen maar dan volledig aangeplant en het ecologisch systeem is gewoon verwoest. Ontzettend triest om te zien. Het probleem hier is dat de bevolking zo ontzettend hard groeit dat iedereen zijn plaatsje zoekt, vooral ten nadele van de omgeving in de ruime zin. Maar als algemene conclusie vonden wij Sumatra echt wel de moeite. De mensen zijn, ondanks hun dagelijkse problemen, heel lief en we hebben vier mooie dagen beleefd aan de rand van het regenwoud in Tankahan en in Bukit Lawang. Ik denk niet dat de kinderen ooit het moment zullen vergeten dat we oog in oog stonden met de oerang oetans.

zondag 25 juli 2010

Luieren in Brastagi

Het schoonste bewijs dat sterren niets zeggen. Sinabung Hotel in Brastagi is zowat het slechtste dat we ooit hebben gehad. Geen vriendelijke ontvangst, geen service, maar wat nog veel erger is: het hotel is overspoeld door wel tweehonderd Chinezen die ongelooflijk veel kabaal maken. We hebben amper geslapen. Keiharde muziek, vuurwerk tot midden in de nacht en om half zes alweer keiharde muziek. Ze waren vannacht zelfs aan het voetballen voor onze deur in de gang. Het zwembadwater is ijskoud en het eten niet lekker. Dus hebben we de organisatie (kunnen we daar voor één keertje gebruik van maken) gevraagd om ons over te plaatsen naar een ander hotel. Het Grand Mutiara Hotel is stukken beter. (Marie, misschien kun je het nog veranderen?) Het uitzicht is minder, dat wel, maar de service, het eten, het zwembad, de kamers zijn super. We hebben uiteraard liever de backpackershotels met veel plaatselijke charme, maar aan het einde van onze reis stellen we een klein beetje luxe toch wel op prijs.
Misschien het moment om het even over onze reisorganisator Van Verre te hebben. Is het nu een meerwaarde? We vinden van niet. Sumatra is iets moeilijker bereisbaar maar het is nog altijd goed te doen om het zelf te regelen. En eigenlijk heeft Van Verre weinig met onze reis te maken. Zij werken gewoon met een plaatselijke touroperator die alles regelt: Ravelino Travel. We hebben de baas van het agentschap ontmoet in Medan. Hij komt regelmatig naar Europa, ook naar België, voor vakantiebeurzen. Je kunt dus beter rechtstreeks boeken. Hij is diegene die ervoor heeft gezorgd dat we van hotel konden veranderen. Hij is 24 uur op 24 uur bereikbaar en hij heeft ons op het hart gedrukt dat we gelijk wanneer over gelijk wat
konden bellen. Zeker een aanrader!

zaterdag 24 juli 2010

De markt en het Bataktrouwfeest

We waren alweer vijf uur onderweg, langs smalle, slechte wegen met veel bochten en draaien. Gelukkig hebben de kinderen op zo’n momenten hun iPods bij. ‘s Ochtends nog een bezoek gebracht aan de plaatselijke markt. Heel mooi, heel echt. Een drukte van jewelste, een ongelooflijk gekakel, kleurrijke mensen die vanalles door elkaar verkopen, vissen die bijna levend gevild worden… Real life op Samosir. Vinden wij super, maar is voor de kinderen - vooral voor Leon- soms wel eens overdonderend. Onderweg nog gestopt bij de Sipisopisowaterval -niet de moeite waard- en het 200 jaar oude dorp Permatang Turba.

Maar het hoogtepunt van de dag was het trouwfeest waarop we onverwacht terechtkwamen. Bij een trouwfeest en een begrafenis worden hier altijd grote borden versierd met bloemen om het feest of de gebeurtenis aan te kondigen. We zijn al heel vaak zo’n borden gepasseerd. Vandaag ook en toen Udin, onze chauffeur, ons vroeg of we wilden gaan kijken, twijfelden we niet. Enerzijds met een beetje schroom, want wie valt er nu zomaar een trouwfeest binnen, maar blijkbaar is dat hier geen probleem want we werden met open armen ontvangen. En natuurlijk moesten we meedansen! Was echt een bijzondere ervaring, vooral ook om de mooie kleren en tradities te zien. Oscar heeft zelfs meegedaan met de dans waarop iedereen al dansend een beetje geld geeft aan de bruid en de bruidegom. Dat doet hij altijd graag!

Vervolgens recht naar ons hotel in Brastagi, een viersterrenhotel. Moet zowat het hoogste zijn wat we hier ooit hebben gehad. Bedoeling is om nog wat te relaxen, een beetje te zwemmen, misschien nog eens naar de plaatselijke fruitmarkt, maar meer staat er niet meer op ons programma. Een beklimming van de vulkaan hier zal voor een andere keer zijn.

vrijdag 23 juli 2010

Bij de Bataks: horas horas horas (welkom)

We zijn opnieuw in een ander land. Het land van de Bataks op het eiland Samosir. Het landschap ziet er totaal anders uit, wat nog eens versterkt wordt door de bouwstijl van het Batakvolk. De huizen hebben een typisch langwerpige vorm, met een dak dat vooraan en achteraan eindigt in een punt, een beetje als de hoorns van een buffel. Die laatste zien we trouwens ook overal lopen door de rijstvelden. Ook de mensen zelf hebben een andere gezichtsvorm. Naast hun mooie huizen staan steevast de graven van de familie. Soms zijn die graven groter dan de huizen zelf. Udin brengt ons eerst naar het dorpje Tomok waar we gaan kijken naar het oude graf van één van de raja’s van de Sibutarfamilie en een traditionele Batakdans kunnen meevolgen. De buffel staat centraal in deze wel zeer tribale dansvorm die begeleid wordt door trommelmuziek. Mooi en interessant.


Recht tegenover de graven ligt een schooltje. We proberen samen met een paar Nederlanders binnen te glippen en worden er met open armen ontvangen. De kinderen zingen liedjes, ook Nederlandse, uit volle borst. De bataks staan bekend om hun zangtalent en dat zullen we geweten hebben. Hun enthousiasme is zo groot en aandoenlijk dat Leon er schrik van krijgt.

We rijden verder naar het dorp Amarita, een mooi voorbeeld van een oud Batakdorp van de koning Laga Siallagan. Het oude centrum is volledig met stenen ommuurd en er staan nog een aantal houten huizen die dateren van rond 1640. In het midden van het plein staat een levensboom, met daaronder stenen tafels waar de dorpsraad werd gehouden. Nooit zo’n mooi voorbeeld van een dorpsraad onder een boom gezien.

Maar de kinderen waren voornamelijk onder de indruk van het verhaal van de berechtiging. Oscar mocht bijna in levende lijve ondervinden hoe in die tijd de doodstraf (onthoofding) werd uitgevoerd door de medicijnman. Hij mocht in ieder geval mooi op het schavot gaan liggen; gelukkig werd de ultieme daad niet uitgevoerd! Want vroeger, toen iemand was onthoofd, werd het bloed en de stukken vlees verdeeld onder de notabelen en smakelijk opgegeten. Gelukkig is dit gebruik gestopt in 1864. Leon was er toch niet helemaal gerust in.

In de namiddag wilden we nog zwemmen in het Tobameer dat ook vol vissen blijkt te zitten, maar dan hadden we niet op het weer gerekend. Het was plots heel fel gaan waaien waardoor de golven zo hevig waren geworden dat er van zwemmen geen sprake meer was. Spelletjes spelen dan maar. ‘s Avonds deden Fabrice, Alice en Oscar toch nog een poging, maar niet voor lang want de grote golven deden hen meermaals kopje onder gaan. Jammer dat we dat hebben gemist, want morgenochtend moeten we alweer verder naar onze volgende en voorlaatste halte: Brastagi.

donderdag 22 juli 2010

Van vulkaan tot Tobameer

Vandaag een lange rit. Van Bukit Lawang over Medan naar het Tobameer. Het grootse binnenmeer van zuidoost-Azië: 1700 km² groot, 450 meter diep en op 818 meter hoogte. Het is in feite een oude vulkaankrater die volledig met zoetwater is gevuld. De afstand die we moeten afleggen om er te geraken, is niet zo groot (350 km) maar in Indonesië zegt afstand niet zo veel. We zullen er toch zeven uur over doen. Belangrijkste is het eiland Samosir dat midden het meer ligt en waar de Batakvolkeren leven. Nu allemaal christenen maar tot 1840 nog kannibalen met een eigen tribale samenleving. Als we in Prapat de overzet (wat een vuile bedoening!) nemen, zien we kleine jongetjes zwemmen rondom de overzetboot in de hoop dat de toeristen geld of andere spullen in het water gooien. De Indonesiërs gooien zelfs gekookte eieren en pindanoten in het water die door de kleine mannen worden opgevist in volle competitie met elkaar. Als de boot vertrekt, worden er ook geldstukken en biljetten in het water gegooid. Ik heb er eentje 100.000 Rp zien uitvissen, toch zo’n kleine 10 €. In sommige streken hier is het gemiddelde maandloon 8 €, een fortuin dus voor de jonge knaap. Hij kreeg wel een grote hap water binnen na zijn blijdschapskreet, maar dat zal hem weinig deren.
Na zo’n lange rit, is onze reishonger toch een beetje verzadigd aan het worden. Jammer dat je op Sumatra telkens zo lang onderweg bent voor je op je volgende bestemming aankomt. En nu we ons hoogtepunt hebben gehad, de oerang oetans, zijn we een beetje reismoe geworden. We dromen alweer luidop van ons eigen bedje, een zalige douche, een boterham met choco of bloemkool in de witte saus. Het is pas ver op reis dat een mens weer beseft hoe goed het thuis is. Maar goed, we hebben nog even te gaan. En gelukkig valt ons hotel goed mee. Het doet een beetje communistisch aan, maar de service is opperbest en het ontbijt wordt met veel stijl geserveerd. Bovendien is het uitzicht op het Tobameer wondermooi. Eigenlijkt lijkt het een beetje op het Laggo Majore in Italië, maar dan op zijn Sumatraans.

woensdag 21 juli 2010

Oerang oetans kijken

Vroeg opgestaan. Het onweer heeft vannacht flink huisgehouden. Het heeft de hele avond en nacht water gegoten maar nu is het rustig. We hebben met onze gids Ruslan afgesproken aan het centrum van WWF en Unesco. Voor een tocht in het park liggen de prijzen vast maar een goede gids is belangrijk. Ruslan is bioloog en verbonden aan het centrum dat het reservaat beheert. We zijn 20 minuten te laat op onze afspraak maar dat is hier in Indonesië nooit erg. Hij laat ons zelfs nog wat wachten zodat de paden in de jungle nog wat kunnen uitdrogen. We vertrekken aan een brug over de Bohorokrivier en gaan via privaat gebied naar het nationaal park. Ruslan legt uit dat de boeren rondom het park van cruciaal belang zijn omdat zonder hen het wildbestand niet kan worden beheerd. Volgens hem is de invloed van het ecotoerisme zeer belangrijk omdat de boeren daardoor sinds 2001 langzaam zijn beginnen te begrijpen dat het wildbestand een positieve invloed heeft op hun inkomen. Daarvoor werd elke aap die op hun terrein kwam gewoonweg afgemaakt. En apen kennen natuurlijk geen grenzen. Zijn uitleg wordt direct bevestigd als we bij een rubberplantage passeren. De boer komt naar me toe en geeft me een koekje om apen te lokken. Rondom zijn erf zit namelijk een groepje Thomas Leaf apen. Ruslan laat me onmiddellijk het koekje neerleggen en geeft me een paar ramboetans, de lokale lichee waar apen verzot op zijn. Thomas Leaf apen zijn bij ons niet gekend maar ze zijn prachtig om zien en enorm behendig. Ze kunnen ongeveer 8 meter ver springen. Ze blijven dichtbij maar ze komen niet naar beneden. Wel houden ze ons nieuwsgierig in de gaten.

Als we het natuurpark zelf binnengaan is het eerst afzien. Steile hellingen die slecht begaanbaar zijn en er door de overvloedige regen van vannacht noch zeer sompig bij liggen. Maar het blijft jungle. In de verte horen we af en toe het gekrijs van een vogel. De Argusfazant die we jammer genoeg niet te zien krijgen. Een prachtige vogel met een enorme staart. In Planckendael tonen ze bezoekers een filmpje van het baltsgedrag van deze vogel. Ik had hem zeer graag eens in het echt gezien.
Na een uurtje wandelen worden we plots omsingeld door een groep langstaartmakaken. Een 30-tal apen met veel jonge dieren op de buik van de moeder. Ze zijn echt stoutmoedig en komen gewoon vruchten stelen bij de gids. Oscar en Alice krijgen ramboetans in de hand en delen met veel plezier het cadeautje uit. Hoe leuk dit ook is, we missen nog steeds waarvoor gekomen zijn.



Maar Ruslan stelt ons gerust en toont ons even later hoog in de boom een moeder oerang oetang met een jong van 3 jaar. We zijn in de zevende hemel. Ruslan vraagt of we tijd hebben en een halfuurtje willen wachten. De langstaartmakaken die nog steeds in de buurt zijn, moeten eerst wegtrekken. Oerang oetans zijn veel sterker maar zijn bang van die apen in groep. Als de langstaartmakaken weg zijn, komt de mama Oerang oetan op haar duizenden gemakjes naar beneden. Ruslan werpt haar wat vruchten toe en we kunnen haar op alle gemak bewonderen. Ook het jong komt tot op een 4 meter van ons hangen. We blijven nog een half uurtje vertederd kijken en laten dan de familie gerust.
Onderweg krijgen we nog veel uitleg over planten en bomen - waar het merantihout vandaan komt bijvoorbeeld - en we horen in de verte witwanggibbons maar krijgen hen niet te zien. Twee uur later ontdekken we een tweede mama oerang oetan met kind maar ze heeft al een nest gemaakt en ze is zeer moeilijk zichtbaar. Als we op een open plek nog wat uitrusten en zelf ramboetan met ananas eten, zie ik plots een grote oerang oetan naar ons kijken. Zelfs mijn verwonderde kreet “daar” schrikt hem niet af. Hij komt op zijn gemakje naar ons toe en grijpt het fruit uit de kinderen hun handen. Volgens Ruslan is het een pubermannetje van 13 jaar oud die nog in het rehabilitatiecentrum komt. Het maakt de kinderen niets uit en dolenthousiast geven ze hem al ons fruit. Ze dopen hem spontaan Louis naar Koning Louis uit jungle book van Rudyard Kipling. Het is aandoenlijk hoe de aap op zijn gemak het fruit pakt uit de handen van onze kinderen. Ze kunnen de handen van de aap goed aanraken en vertellen ons dat hij ongelofelijk zacht aanvoelt. Louis is natuurlijk nog geen wilde aap maar een aap in opleiding die al deeltijds in het wild verblijft. Voor de kinderen fantastisch om te zien.
Er zijn nog ongeveer driehonderd oerang oetans in het wild in Sumatra. Op Borneo nog eens tweehonderd en dat is het. Daarmee is dit de meest bedreigde apensoort ter wereld. WWF doet hier beestenwerk. Ik denk dat we lid worden als we terug thuiskomen. Als we vragen aan de kinderen wat het leukste was op reis, dan is het antwoord snel gevonden. Met stip op één onze ontmoeting met de oerang oetans, op twee de rit met de olifanten. Als we ‘s middags uitrusten op ons hotelkamertje zien we van op ons terras aan de overkant van de Bohorok rivier een groepje van 5 Witwanggibbons van boom naar boom slingeren. Van op onze penthouse kijken we gefascineerd toe. Als we wat groter en sterker zijn, dan gaan we beslist een jungle toer van 5 dagen doen. Maar eerst nog wat groeien, bananen, ananas en ramboetans eten want daar worden apen sterk van. Fabrice

dinsdag 20 juli 2010

Penthouse in Bukit Lawang

Tankahan was schitterend maar hard. Uiteraard geen enkel comfort in de jungle. Enkel een klamboe en een hard bed waar je elke morgen wakker wordt met een pijnlijke rug. We hadden weliswaar de luxe cottage met echt toilet (zonder doorspoelbak). Maar wel vol mieren, minstens honderden op het toilet zelf waardoor zelfs Leon liever op het hurktoilet ging zitten (alhoewel, veel zitten is er niet aan). Maar Mega en zijn staf zorgden wel voor sfeer in de jungle. En nu weten de kinderen dat de jungle hard is. Bukit lawang zal hetzelfde zijn, dus dat wordt nog twee dagen afzien.
Als we na een hobbelige jeeprit van drie uur eindelijk aankomen in de stad, worden we gedropt aan een soort parking. Iemand van de organisatie waarmee Van Verre werkt staat ons op te wachten, samen met iemand van het hotel waar we hebben gereserveerd. Tussen die twee ontstaat een fikse discussie. Bukit Lawang is wereldberoemd voor het opvangcentrum van oerang oetangs dat door WWF en Unesco Werelderfgoed wordt uitgebaat. Om het nationaal park binnen te mogen heb je een gids nodig en daar speelt de economie een rol. Hiervoor wordt big money gevraagd. Dus wilden ze ons alle twee zo’n gids aansmeren. Maar uiteindelijk klaart alles op en kunnen we naar ons hotel stappen dat zo’n twee kilometer langs de rivier de jungle in ligt. Onderweg valt het op dat veel huizen zijn verwoest en dat meer dan normaal wordt herbouwd. De gids vertelt dat in 2003 een stortvloed uit de bergen naar beneden is gekomen en dat veel van de huizen zijn meegesleurd. Eindbalans: 254 doden (10 % van de bevolking) en 11 hotels volledig verwoest. Toen ook de toeristenbusiness na de tsunami in 2005 tegenviel heeft de stad erg geleden. Enkel de laatste jaren komen er opnieuw toeristen. Ons hotel Jungle Inn ligt letterlijk achteraan in het dorp maar tot onze grote verassing ziet het er prachtig uit. We krijgen de familiekamer (kamer 0) op de bovenste verdieping (vier hoog met een prachtig uitzicht op het nationaal park Gunung leuser en op de rivier met rondom een mooi terras. Vanop het terras zien we uit op het rehabilitatiecentrum. Met een zacht bed en een luxe badkamer met douche en ligbad. Weliswaar enkel koud water maar wat een luxe, en we waren net op het ergste voorbereid. We spreken af met onze gids voor morgen. De dagtocht lijkt ons te zwaar voor Leon maar de tocht van 3 uur moet ons lukken. 15 € per persoon is vast tarief inclusief permit om het park binnen te mogen. Voor een dagtocht is het 25€. De prijs wordt hier in euro’s berekend, want blijkbaar komen enkel Europeanen hier naartoe.


Als we ons verfrist hebben, van onze twee dagen jungle in Tangkahan, staan Alice en ik op ons terras naar het regenwoud te staren en hebben we een leuk gesprekje. Plots begint ze te gillen en te springen. Aan de overkant van de rivier ziet ze in een boom een oerang oetang. Oscar, Leon en Sylvie komen ook aangelopen en inderdaad, ongeveer 100 m verder zien we waarvoor we de oceaan zijn overgestoken. Een grote rosse plek die zich langzaam beweegt in de bladeren van een enorme boom. Met de verrekijker van Oscar proberen we beter zicht te krijgen. Omdat de enorme aap langzaam opschuift naar het park besluiten we naar beneden te gaan en hem van aan de oever te bekijken. Ondertussen klinkt in de verte gedonder. Na een tiental minuten wachten zien we de aap elegant via een liaan een stroompje oversteken naar het oerwoud toe. Tot onze verbazing direct gevolgd door een jong. Hangend als een acrobaat aan een touw. Dolle pret bij de familie. We proberen ze nog verder te volgen maar dat is moeilijk. We staan ondertussen aan het verste punt van het dorp op de houten brug waar het overzetbootje van het opvangcentrum ligt. Plots horen we een enorm gedreun en geruis en in de verte komt een immense watervloed aan. De rivier zwelt aan en sleurt bruine modder, takken en bomen met zich mee. We zetten het op een lopen want normaal is dit niet. Op een seconde is de rustige rivier een kolkende watermassa en het water komt tot ver over de oevers. Maar de mensen van ons hotel stellen ons gerust: geen paniek. Het is niet normaal, maar alles lijkt onder controle. Er komt geen herhaling van de ramp in 2003. Na een uur of twee neemt de stroming in sterkte af. Wel begint het ook hier in het dorp te regenen en te onweren. Het onweer is gigantisch en af en toe lijkt het alsof de bliksem naast je inslaat. Als we in onze kamer toekomen zijn we kleddernat van 200 meter ver te lopen. We zitten midden het tropisch regenwoud en dat hebben we geweten. De kinderen zijn onder de indruk van zoveel natuurgeweld maar we hebben met onze eigen ogen een oerang oetang gezien. Onze reis kan niet meer stuk. Fabrice

Olifanten wassen



Vandaag gaan we voor het eerst echt in het nationaal park. Met stijl. Op een olifant als een Maharadja in zijn gloriedagen. We gaan eerst naar het olifantencenter, zo’n 15 minuten te voet van de Mega Inn. Het is 9 uur en al broeierig heet. Als we bij het centrum aankomen is één van de olifantenhoeders de kleinste olifant aan het voeden. Oscar wordt direct gevraagd om te helpen wat hij met veel plezier doet. Een brok brij zo groot als een grote tennisbal wordt rechtstreeks in de mond gebracht en behoedzaam eet de olifant het goedje op. Oscar doet het met flair. Alice en Leon durven eerst enkel de olifant te aaien. Begrijpelijk, echt wel een groot beest. Als ook de grote olifanten erbij komen wordt het even spannend. Een kudde van zes van die kolossen is echt wel imposant. Nog nooit zo klein gevoeld maar de kinderen zien het helemaal zitten. Eerst moeten de olifanten gewassen worden in de rivier. Alice en Oscar gaan meteen mee met de hoeders en onder hun waakzaam oog doen ze flink hun best. Ook achter hun oren worden de beesten mooi gewassen, zonder morren. Leon is na een poosje ook zo flink om mee te wassen onder begeleiding van zijn broer. Daarna mogen we ze gaan berijden. Een rit van één uur door de volle jungle. Met de jongens bij mij op een olifant en de meisjes met een tweede steken we de rivier over en op een onmogelijk paadje trekken de jumbo’s ons de heuvels in. Steil omhoog en als je op zo’n tweetonner zit, is het nog net iets akeliger. Onze olifant Ardana, zo’n 38 jaar en een lichte 2.200 kg zwaar volgt rustig de groep. Het gaat heel steil door een dichtbegroeide jungle. De olifanten zijn eigendom van de Indonesische staat en een paar keer per maand gaan ze werkelijk op olifantenpatrouille door de jungle. De andere dagen worden ze ingezet voor de toeristen of worden ze gebruikt om bomen te verslepen. Het valt op dat de begeleiders met de dieren heel respectvol omgaan en dat de olifanten heel goed luisteren naar de orders. De ondergrond in de jungle is heel sompig en op sommige plaatsen zakken de beesten tot over hun enkels in de blubber. Op veel plaatsen zouden wij gewoon vastzitten. Handige beesten. En de kinderen zijn er helemaal dol op. Na een uur komen we in de buurt van het centrum en moeten we de rivier weer over. Uiteraard gaan de beesten spontaan met de slurf in het water en komen er wat fonteinen aan te pas. Superdagje en de kinderen superblij. En nu met de junglejeep naar Bukit Lawang, wat het hoogtepunt van onze reis zou moeten worden. Fabrice

maandag 19 juli 2010

Tangkahan: Into the jungle

Er is elektriciteit van zes uur ‘s avonds tot 12 uur ‘s nachts. Daarna gaan de lichten onherroepelijk uit en wordt alles pikdonker. Moet je naar het toilet, dan kun je best je zaklamp bovenhalen. Zeker als je niet boven een hoop mieren wilt gaan zitten. En de geluiden van de jungle zijn super, maar ze houden je soms wel uit je slaap. De ochtend was dus langzaam begonnen. Meestal is Leon de eerste die zijn ogen opendoet en dan even aan die van mij begint te trekken. Maar Alice had ’s nachts apen gehoord en Oscar maakte al plannen om meteen te gaan zwemmen in de rivier. En dat maakt al veel goed. We moesten pas om 11 uur klaar zijn voor het tuben, dus we hadden alle tijd. Rustig ontbeten met toast en alweer ei - we gaan op den duur nog een indigestie krijgen van al die eieren! En dan nog een paar spelletjes Uno met z’n allen, is altijd leuk om de tijd te doden want ze zijn hier niet van de rapsten om ons een ontbijt te geven.
Het rivierwater blijkt helder maar koud. Maar vooral leuk is de stroming die erop zit. Alice en Oscar zijn als twee vissen in het water. Ze laten zich dan ook met veel plezier meevaren met de stroom. Leon is voorzichtiger maar aan het handje van papa durft hij uiteindelijk toch het water in. Tevasandalen zijn hier een goed idee (Marie, tip, ofwel waterschoenen) omdat er heel veel keien op de bodem liggen en je voeten dan geen pijn doen.
Tegen elf uur staan we klaar om te gaan tuben, benieuwd wat we mogen verwachten want we hebben eigenlijk geen idee. Een Nederlands echtpaar met een zoontje van zes gaat met ons mee. We waren ze gisteren al tegengekomen in het restaurant waar we onderweg zijn gestopt. Blijkt dat er vijf grote binnenbanden van een vrachtwagen klaarliggen waar we mogen opzitten. En we krijgen twee boys mee, één vooraan en één achteraan. Misschien klinkt dat wat eenvoudig maar het was gewoonweg super. Zachtjes glijden we met de stroom mee, de jungle in, om dan even later in een paar stroomversnellingen terecht te komen. De kinderen joelen het uit. Zo wijs! In een prachtig decor van palmbomen en bamboe. Echt onbeschrijflijk. Jammer dat we geen foto’s kunnen tonen want uit schrik voor water op ons fototoestel hadden we het niet mee. Maar de Nederlanders hebben een paar foto’s gemaakt die ze ons gaan doorsturen.
Middagpauze is nog leuker. We stoppen aan een klein strandje waar we te voet door een zij-inham van de rivier moeten op weg naar een heuse waterval met een klein meertje waar we kunnen zwemmen. Echt super leuk. De kinderen genieten. En wij ook natuurlijk. Bovendien krijgen we ter plekke ook nog een lekkere lunch van nasi goreng voorgeschoteld met als toetje ananas en ramboetan. Wat zijn die laatste heerlijk! Ze lijken op lychees maar smaken veel zoeter. Zeker proberen als je die in de winkel bij ons ziet liggen!
Na een lange pauze van een uur of twee, kunnen we weer het water op. Zalig genieten is dat. Aan het eind van de rit keren we te voet terug, door kleine dorpjes echt in the middle of nowhere. We krijgen nog meer ramboetans maar ook manggis te eten. Die laatste zijn zoetzure vruchten met een harde bruine schil met van binnen witte vruchtpartjes. Echt heel lekker! Vinden de kinderen trouwens ook. Daarnaast krijgen we ook durian te proeven, de stinkvrucht, weet je nog. Ze stinkt echt en we vinden ze ook echt niet lekker. We stappen nog een half uur door de jungle en de dorpjes om dan heel enthousiast en voldaan naar ons hotel terug te keren. Morgen mogen we olifanten wassen en op een olifant zitten. Hopelijk wordt dat even leuk als vandaag!

zondag 18 juli 2010

Kennismaking met Sumatra

Het ontbijt in Deli River was lekker. Toast met gekookte eitjes en een vers sapje. Meteen genoeg om er tegenaan te kunnen voor de dag. Omdat het eiland moeilijker bereisbaar is dan Java en Bali hebben we de Nederlandse reisorganisator Van Verre onder de arm genomen. Zij hebben de route voor ons uitgestippeld en een aantal hotels gereserveerd. Ik twijfel nog een beetje of dat een echte meerwaarde zal betekenen maar we zullen zien. Als we het niet proberen, weten we het nooit. Om negen uur staat Udin, onze chauffeur voor de deur. Een hartelijk en goedlachs man. Dat zit dus al goed. We krijgen een kaart van Sumatra en een plannetje met ons programma voor de volgende dagen. Vandaag een lange rit voor de boeg, langs slechte wegen, door kleine dorpjes en rubber- en tabaksplantages. Super! We kijken onze ogen uit. Palmolieplantages, rubberbomen, maar ook dorpjes vol leven, mensen langs de kant van de weg, en - alweer - ontelbare brommertjes. Soms zitten ze er met de hele familie op: mama, papa en drie kinderen, op één brommertje. Of ze vervoeren er manden mee, torenhoog. We hebben zelfs al eens iemand zien rijden met een tafel en vier stoelen op zijn brommer, of zelfs met het kader van een tweepersoonsbed, waar iemand dan middenin zat. Ongelooflijk soms. Langs de kant van de weg overal verkoopstalletjes. Het is de ideale tijd voor ramboetans en durian. Ramboetans zijn rode fruitbolletjes met stekels. Durian wordt ook stinkfruit genoemd. We zijn de vrucht op onze reizen vroeger vaak tegengekomen omdat er in hotels meestal bordjes staan dat je geen durians mag binnenbrengn omdat de vrucht zo stinkt maar we hebben ze nog nooit geprobeerd. Moeten we beslist eens doen.
Na de dorpjes komt de jungle steeds dichterbij. In tegenstelling tot op Java komen we hier wel langs wegen waar alleen de natuur nog de bovenhand heeft. Als we even later met onze minibus door het water heen rijden, vinden Alice, Oscar en Leon het fantastisch. Ze gieren het uit. Veel levende dieren zien we niet, behalve twee ijsvogels.
Na een dikke vier uur komen we aan in het dorpje Tangkahan. Het is er een drukte van jewelste. Om in ons hotel te geraken moeten we met een boot de rivier over, maar we zijn blijkbaar niet de enigen die dat doen. Het is zondag en er staan honderden mensen die hun vrije dag aan de rivier hebben doorgebracht, te wachten om overgezet te worden. De overzetboot lijkt op een pondje, een houten vlot op lege tonnen waarop mannen met lange stokken je naar de overkant duwen. Gelukkig zijn er genoeg mannen die je helpen met onze bagage, al hebben we alleen het hoogstnodige mee. Aan de overkant van de rivier ligt het Gunung Leuser Nationaal park. We worden in ons hotel welkom gegeten in het Nederlands. Alle toeristen die hier voet aan wal zetten, blijken Nederlanders te zijn. Hun koloniale verleden zijn onze noorderburen nog duidelijk niet vergeten. Vandaar dat ook de plaatselijke bevolking haar best doet om er af en toe een woordje Nederlands tussen te gooien. Alle aandacht gaan alweer naar Leon die met zoveel sympathie absoluut geen blijf weet. We krijgen een kopje thee als welkomstdrank en worden pas een uurtje later naar onze kamers gebracht. Alles gaat hier op het gemakje en van haast hebben ze nog nooit gehoord. Waarom zouden ze. We krijgen twee hutten in de jungle toegewezen, met in de verte zicht op de rivier. Alleen: ze vinden de sleutels niet meer! Dus moeten we nog langer zitten wachten om onze kamer binnen te kunnen. Meteen wordt ook onze planning voor de volgende dag besproken. De olifanten wassen kunnen we morgen niet doen, wel overmorgen. Voor morgen stellen ze ons een dagje tuben voor. Kostprijs voor het tuben: 10 € per persoon, voor de olifanten bijna 25 € per persoon. (Marie en Laurent: wij betaalden 150.000 Rp voor het tuben, 350.000 voor de olifanten; Sumatra is redelijk duur op dat vlak) Ze hebben hier blijkbaar weet van Europese prijzen. Vreemd dat Van Verre daar niets van heeft gezegd, maar veel keuze om te onderhandelen is hier niet: er is maar één organisator van het hotel. En we zijn nu eenmaal daarvoor gekomen.
Uiteindelijk krijgen we één van de kamers open en halen ze bij de tweede kamer gewoon het slot eruit. Ja, we zijn hier in de jungle zeker? Geen probleem. Al is het even wennen. Onze kamer is heel erg primitief. Alleen een bed met een klamboe, een bak met water en een potje en wonder boven wonder geen Indonesisch toilet (een hurktoilet zoals de Fransen) maar een gewoon toilet zoals bij ons. Vooral Leon is daar super blij mee. Hij had eerder op de dag al vreselijk van zijn oren gemaakt dat hij op zo’n ander toilet nooit van zijn leven wou gaan. Als dat maar goed gaat, dacht ik nog. Het is al zo’n zindelijk manneke, moeten we notabene met hem de jungle in.


Op het menu ‘s avonds staan ook al niet te veel westerse dingen, de kinderen hebben dus geen keuze en moeten de Indonesische toer op. Vooral voor Oscar en Leon is dat soms moeilijk. Bovendien moeten we ook veel te lang wachten op ons eten en brengen ze de borden van alle tafels gewoon door elkaar. Op het eind weet Leon helemaal niet meer waar hij het heeft. Hij is zo moe en wil bijna niet meer wachten op zijn eten. Uiteindelijk krijgen we door dat we altijd de dag voordien of ‘s morgens ons eten moeten bestellen voor ’s avonds, anders krijgen ze het niet georganiseerd. Alweer de jungle zeker?
We gaan uiteindelijk met gemengde gevoelens slapen. Was dit wel een goed idee? Gaat dit wel goed komen? Wordt het niet te zwaar voor de kinderen? Zelfs ’s nachts zullen we een paar keer denken: wat liggen we hier te doen in een slecht bed, midden in de jungle terwijl het thuis zo goed is? En terwijl de Gentse Feesten beginnen! Gelukkige zullen onze twijfels de volgende dag verdwijnen als sneeuw voor de zon.

zaterdag 17 juli 2010

Tropisch Sumatra

Samen met Borneo (of Kalimantan zoals dit deel van het eiland in Indonesië noemt) stond Sumatra hoog op onze verlanglijst. Het nog ongerepte deel van het regenwoud en zijn tropisch klimaat is zeker een reden, de confrontatie met grotere zoogdieren in het wild doen jongetjes dromen. Sumatra is ook het eiland van de tsunami, verwoestende aardbevingen en het harde dagelijkse leven. Van met uitsterven bedreigde diersoorten zoals de oerang oetang, de Sumatraanse neushoorn en tijger. Een nieuw eiland, een nieuwe beleving dus.
Het is al laat als we in Sumatra aankomen. Acht uur ’s avonds gepasseerd dus al pikdonker. De kinderen zijn moe. Leon was tijdens de landing in slaap gevallen en kon in de auto met moeite zijn ogen openhouden. Even later volgden ook Alice en Oscar. Fabrice en ik geraken echter niet uitgekeken. Sumatra is anders, zo anders dat je zelfs het gevoel hebt in een ander land te zijn terechtgekomen. Medan is de hoofdstad van Sumatra, en een miljoenenstad, maar op veel plaatsen met de charmes van een plattelandsdorp. Veel verkeer natuurlijk, maar een stuk minder dan op Java, of zou dat zijn omdat het zondag is?. Opnieuw becaks ook, maar nu met een brommertje en het aanspan langs de zijkant in plaats van voor een fietser zoals op Java. Donkerder mensen, ruwer en harder ook. Minder glimlachen, een beetje stuurs maar toch vriendelijk.
De ontvangst in ons hotel Deli River in Medan is aandoenlijk. Zes meisjes staan ons zenuwachtig op te wachten. Met hun hoofddoeken - in Sumatra is het merendeel weer moslim - lijken het wel nonnetjes. Ze bieden ons een welkomstdrankje aan (bananensap) maar de kinderen zijn te moe om er nog veel van te drinken. Meteen in bed dan maar in onze twee mooie aanpalende kamers en zien wat de dag morgen brengt.

Afscheid van Bali

Vandaag een dagje vliegen. Van Bali naar Jakarta, van Jakarta naar Medan op Sumatra. Sumatra is ons laatste eiland. Terug naar het echte leven, naar de jungle, terug naar het noordelijk halfrond. Het laatste deel ook in ons drieluik. We zitten zeven uur vast op de luchthaven van Jakarta tussen de twee vluchten. Tijd genoeg dus om onze acht dagen Bali te beoordelen. En dat is moeilijk. Aan de ene kant waren er twee superadressen. Het restaurant in Permuteran was wereldklasse. Niet alleen het eten maar het uitzicht op de baai, subliem, minstens één ster waard. Het hotel in Munduk evenzeer. Het uitzicht vanuit de kamer was gewoon fantastisch. Vanuit elk raam keek je uit op de vallei die sterk leek op Toscane maar dan met palmbomen, rijstvelden en bananenbladeren. Vijftien kilometer verder zag je de Javaanse zee en de kustlijn. Aan het bureautje dat voor één van de ramen stond, zou je gewoon een boek kunnen schrijven. Onze ervaring aan de koraalrotsen van het eiland Menjangan is ook onbeschrijfelijk. Snorkelen staat vanaf nu op ons verlanglijstje en we zijn al het nadenken over hoe we diepzeeduiklessen kunnen volgen voor een volgende trip. Nooit zoiets moois gezien als die dag in Bali. Maar voor de rest, mist dit eiland bezieling. De mensen zijn vriendelijk maar nooit van harte. Het eiland staat vol tempels maar geen één die ons ook maar in vervoering bracht. De wegen zijn niet zo druk als op Java, dat is een pluspunt, behalve in Ubudcentrum. We denken dat dit eiland heel mooi moet geweest zijn, maar toerisme heeft hier zijn tol geëist. Het resort in Pemuteran staat veel te ver van het echte leven om te beklijven. Goed om een weekje of twee uit te waaien, maar dat kan je als toerist ook in Honolulu of in Cancun. Het kuststadje Lovina is echt geen omweg waard. Alleen Munduk in de bergen is prachtig, al is ook hier alles wat een beetje toeristenvolk kan lokken, volledig tot het draadje uitgebuit. En Ubudcentrum is kapotgemaakt door de Japanse, Amerikaanse en Australische surfboys en strandgirls van de beaches van het zuiden van Bali. De omgeving is prachtig maar de stad is fake kunst. De markt is een toeristenmarkt geworden waar onze kinderen heel graag liepen te snuisteren, maar meer ook niet. Wij bleven op onze honger zitten. Bali lijkt op een kruising tussen India, het hindoeïsme en Thailand maar dan wel zonder ziel. Het heeft ons in ieder geval niet beklijfd. Mochten we ooit nog terugkomen, dan alleen voor Munduk en het plattelandsleven rond Ubud en Sidemen met de mooie rijstvelden en de prachtige natuur. Java was meer ons ding. Nu nog Sumatra.
Morgen gaan we de jungle in. Onze accommodatie is vrij eenvoudig. We moeten er met een bootje heen, met weinig bagage. En er is maar elektriciteit van 18 tot 24 uur. Internet zal er dus niet zijn. Geen idee dus wanneer we nog iets kunnen posten. Maar als jullie de volgende dagen aan ons denken, zitten we misschien tussen de olifanten of de oerang oetangs.

The Dirty Duck


Je zou het niet zeggen, maar The Dirty Duck is de naam van een restaurant in Ubud. Het adres hadden we van Nora, onze lieve oppas, ex-buurmeid van in de Twaalfkameren, Gent, die er jaren geleden naartoe was gegaan. Ons nieuwe hotel in Ubud, Tegal Sari, lag op 400 meter van The Dirty Duck. Even paniek toen we passeerden want ze waren het gebouw aan het renoveren en het leek erop dat het restaurant gesloten was, maar onze taxichauffeur stelde ons gerust: het restaurant was open. Ik had een “lesehan” gereserveerd in de tuin van het restaurant. Dat is een traditioneel houten open hut waarin een lage tafel staat en waar je makkelijk met twee gezinnen kunt plaatsnemen, op een zitkussentje. Bij de familie Opstap begint men dus als een zittende boeddha om na vijf minuten als een liggende Romein te eten aan tafel. Jammer van de renovatiewerken maar de tuin tussen de rijstvelden en klaterende fonteinen is schitterend. De Trotter had ons wel al gewaarschuwd dat het niet meer zo fantastisch was, maar we wilden toch graag de ervaring van Nora destijds meemaken. We aten varkensribbetjes op z’n Indonesisch (de kinderen) en Pepes Ikan (gemarineerde vis in bananenblad) en seafood nasi goreng, met een kokosvanillegebakje als toetje. Bediening was een beetje sloom, en het eten zelf was eerder gewoon maar de omgeving maakte het superfijn! Fabrice

Flora op Bali


Als we op stap zijn in Indonesië, moet ik spontaan aan de bloemenwinkel van mijn grootmoeder denken. Me Blommekens of meme Alice zoals de kinderen haar nu noemen, was wereldberoemd in Eeklo en omstreken voor haar bloemenwinkel. Toen ik kind was, dacht ik dat ze zo beroemd was, dat men de straat waar ze woonde naar haar hadden genoemd. Ze had een winkel in Eeklo op Blommekens en in het Eekloos dialect is een bloem een blomme. Vandaar. Verschillende bloemen die hier in Indonesië spontaan langs de weg groeien, doen me denken aan toen. Me is al lang met pensioen - het moet zeker al dertig jaar geleden zijn, toen ik amper tien jaar was - maar ik herinner mij de geuren in haar serre en de exotische bloemen die ze verkocht in haar kleine winkeltje nog heel goed. Diezelfde geuren komen me hier in Bali tegemoet. De zoete geuren van verse bloemen en planten. Toen ik onlangs mijn pannenkoekje met banaan aan het verorberen was, zag ik een bloem aan de kant van het restaurant (alle restaurantjes zijn open, het is hier altijd warm) die me zo deed denken aan toen. Die prachtige gele, oranje kleuren, sommige als een papegaaienbek. Als ik thuiskom zal ik haar vragen welke bloemen het zijn, want van flora heb ik geen kaas gegeten. Jammer dat ze hier niet bij kan zijn, ze zou het fantastisch vinden!
Fabrice

vrijdag 16 juli 2010

Pilletjes

Vanaf vandaag zitten we aan de malariapillen. Morgen vertrekken we naar Sumatra, de jungle in. Heel leuk maar dat betekent ook dat er een risico is om geprikt te worden door malariamuggen en malaria oplopen willen we toch liever niet. Dus moeten we vanaf nu elke dag een pilletje Malarone nemen, tot één week na onze thuiskomst. Totnogtoe was dat niet nodig. Op Java en Bali komt malaria nauwelijks voor. Hier was het vooral opletten voor muggen die dengue fever (knokkelkoorts) veroorzaken. Een heel vervelende ziekte die je ook liever niet krijgt. Reizen in de tropen heeft op dat vlak ook zijn nadelen. We hebben ons dus zoveel mogelijk proberen te beschermen. In veel hotels hadden we muggennetten om onder te slapen, al was dat zeker niet overal het geval. Vooral ‘s avonds was het een kwestie van een muggenwerend spul te gebruiken met Deet, een vies goedje dat de muggen op afstand houdt. Niet gezond, maar beter dat dan één of andere ziekte. Al hebben we ze ook niet overal kunnen vermijden.

donderdag 15 juli 2010

Niet altijd evident

Omdat we meestal schrijven over de leuke kanten van het reizen en alles dus misschien altijd rozengeur en maneschijn lijkt: er zijn soms ook wel eens minder evidente momenten.
Waar we het meest mee sukkelen? Vermoeidheid, vooral van de kinderen dan. Op de één of andere manier geraken ze niet uitgeslapen. Ze zitten nochtans op tijd in bed, meestal voor acht uur ‘s avonds maar toch vallen ze tegen de avond bijna om van de slaap. Het eten is voor de kinderen ook niet altijd evident. Alice past zich het makkelijkst aan, voor Oscar was het in het begin moeilijk maar het is al veel verbeterd en Leon, dat hangt er zo’n beetje vanaf. Soms wil hij iets nieuws proberen, soms weigert hij koppig alles. Maar we maken ons weinig zorgen op dat vlak. Ze kunnen er wel even tegen.
Wat we het meest missen? Een koffietje met de krant (Fabrice), chocolade (Sylvie) - die hebben ze hier wel maar absoluut niet zoals bij ons -, choco (Alice), de poes en Hawy (Leon) en Sam (Oscar).
En af en toe komen we ook elkaar wel eens tegen en wordt er soms ook wel eens ruzie gemaakt. Zo hebben we er eentje die begint te puberen en het niet altijd cool vindt om met twee broers op reis te gaan, wat vaak leidt tot een gezicht dat op onweer staat; zo hebben we er eentje die zo enthousiast is dat hij van het huppelen en springen en lopen meestal wel één of andere verwonding oploopt; dan hebben we er eentje die bij de minste mier uit schrik op de schoot van mama springt; dan hebben we er eentje die altijd alles onder controle wil hebben, veel te voorzichtig wil zijn en voortdurend zegt: oppassen voor dit, oppassen voor dat, daar niet aankomen en dat niet doen; en dan hebben we er eentje die niet altijd even voorzichtig is en in al zijn enthousiasme met open sandalen een koffieplantage instapt waar hij gebeten wordt door mieren en één van de kinderen uit schrik de koeienmest doet inlopen… Jullie mogen zelf raden wat bij wie past.
Maar los van dat alles vinden we het alle vijf super om op deze manier te reizen en beginnen we stilletjes aan plannen te maken voor onze volgende trip!