zondag 18 juli 2010

Kennismaking met Sumatra

Het ontbijt in Deli River was lekker. Toast met gekookte eitjes en een vers sapje. Meteen genoeg om er tegenaan te kunnen voor de dag. Omdat het eiland moeilijker bereisbaar is dan Java en Bali hebben we de Nederlandse reisorganisator Van Verre onder de arm genomen. Zij hebben de route voor ons uitgestippeld en een aantal hotels gereserveerd. Ik twijfel nog een beetje of dat een echte meerwaarde zal betekenen maar we zullen zien. Als we het niet proberen, weten we het nooit. Om negen uur staat Udin, onze chauffeur voor de deur. Een hartelijk en goedlachs man. Dat zit dus al goed. We krijgen een kaart van Sumatra en een plannetje met ons programma voor de volgende dagen. Vandaag een lange rit voor de boeg, langs slechte wegen, door kleine dorpjes en rubber- en tabaksplantages. Super! We kijken onze ogen uit. Palmolieplantages, rubberbomen, maar ook dorpjes vol leven, mensen langs de kant van de weg, en - alweer - ontelbare brommertjes. Soms zitten ze er met de hele familie op: mama, papa en drie kinderen, op één brommertje. Of ze vervoeren er manden mee, torenhoog. We hebben zelfs al eens iemand zien rijden met een tafel en vier stoelen op zijn brommer, of zelfs met het kader van een tweepersoonsbed, waar iemand dan middenin zat. Ongelooflijk soms. Langs de kant van de weg overal verkoopstalletjes. Het is de ideale tijd voor ramboetans en durian. Ramboetans zijn rode fruitbolletjes met stekels. Durian wordt ook stinkfruit genoemd. We zijn de vrucht op onze reizen vroeger vaak tegengekomen omdat er in hotels meestal bordjes staan dat je geen durians mag binnenbrengn omdat de vrucht zo stinkt maar we hebben ze nog nooit geprobeerd. Moeten we beslist eens doen.
Na de dorpjes komt de jungle steeds dichterbij. In tegenstelling tot op Java komen we hier wel langs wegen waar alleen de natuur nog de bovenhand heeft. Als we even later met onze minibus door het water heen rijden, vinden Alice, Oscar en Leon het fantastisch. Ze gieren het uit. Veel levende dieren zien we niet, behalve twee ijsvogels.
Na een dikke vier uur komen we aan in het dorpje Tangkahan. Het is er een drukte van jewelste. Om in ons hotel te geraken moeten we met een boot de rivier over, maar we zijn blijkbaar niet de enigen die dat doen. Het is zondag en er staan honderden mensen die hun vrije dag aan de rivier hebben doorgebracht, te wachten om overgezet te worden. De overzetboot lijkt op een pondje, een houten vlot op lege tonnen waarop mannen met lange stokken je naar de overkant duwen. Gelukkig zijn er genoeg mannen die je helpen met onze bagage, al hebben we alleen het hoogstnodige mee. Aan de overkant van de rivier ligt het Gunung Leuser Nationaal park. We worden in ons hotel welkom gegeten in het Nederlands. Alle toeristen die hier voet aan wal zetten, blijken Nederlanders te zijn. Hun koloniale verleden zijn onze noorderburen nog duidelijk niet vergeten. Vandaar dat ook de plaatselijke bevolking haar best doet om er af en toe een woordje Nederlands tussen te gooien. Alle aandacht gaan alweer naar Leon die met zoveel sympathie absoluut geen blijf weet. We krijgen een kopje thee als welkomstdrank en worden pas een uurtje later naar onze kamers gebracht. Alles gaat hier op het gemakje en van haast hebben ze nog nooit gehoord. Waarom zouden ze. We krijgen twee hutten in de jungle toegewezen, met in de verte zicht op de rivier. Alleen: ze vinden de sleutels niet meer! Dus moeten we nog langer zitten wachten om onze kamer binnen te kunnen. Meteen wordt ook onze planning voor de volgende dag besproken. De olifanten wassen kunnen we morgen niet doen, wel overmorgen. Voor morgen stellen ze ons een dagje tuben voor. Kostprijs voor het tuben: 10 € per persoon, voor de olifanten bijna 25 € per persoon. (Marie en Laurent: wij betaalden 150.000 Rp voor het tuben, 350.000 voor de olifanten; Sumatra is redelijk duur op dat vlak) Ze hebben hier blijkbaar weet van Europese prijzen. Vreemd dat Van Verre daar niets van heeft gezegd, maar veel keuze om te onderhandelen is hier niet: er is maar één organisator van het hotel. En we zijn nu eenmaal daarvoor gekomen.
Uiteindelijk krijgen we één van de kamers open en halen ze bij de tweede kamer gewoon het slot eruit. Ja, we zijn hier in de jungle zeker? Geen probleem. Al is het even wennen. Onze kamer is heel erg primitief. Alleen een bed met een klamboe, een bak met water en een potje en wonder boven wonder geen Indonesisch toilet (een hurktoilet zoals de Fransen) maar een gewoon toilet zoals bij ons. Vooral Leon is daar super blij mee. Hij had eerder op de dag al vreselijk van zijn oren gemaakt dat hij op zo’n ander toilet nooit van zijn leven wou gaan. Als dat maar goed gaat, dacht ik nog. Het is al zo’n zindelijk manneke, moeten we notabene met hem de jungle in.


Op het menu ‘s avonds staan ook al niet te veel westerse dingen, de kinderen hebben dus geen keuze en moeten de Indonesische toer op. Vooral voor Oscar en Leon is dat soms moeilijk. Bovendien moeten we ook veel te lang wachten op ons eten en brengen ze de borden van alle tafels gewoon door elkaar. Op het eind weet Leon helemaal niet meer waar hij het heeft. Hij is zo moe en wil bijna niet meer wachten op zijn eten. Uiteindelijk krijgen we door dat we altijd de dag voordien of ‘s morgens ons eten moeten bestellen voor ’s avonds, anders krijgen ze het niet georganiseerd. Alweer de jungle zeker?
We gaan uiteindelijk met gemengde gevoelens slapen. Was dit wel een goed idee? Gaat dit wel goed komen? Wordt het niet te zwaar voor de kinderen? Zelfs ’s nachts zullen we een paar keer denken: wat liggen we hier te doen in een slecht bed, midden in de jungle terwijl het thuis zo goed is? En terwijl de Gentse Feesten beginnen! Gelukkige zullen onze twijfels de volgende dag verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten