We zijn opnieuw in een ander land. Het land van de Bataks op het eiland Samosir. Het landschap ziet er totaal anders uit, wat nog eens versterkt wordt door de bouwstijl van het Batakvolk. De huizen hebben een typisch langwerpige vorm, met een dak dat vooraan en achteraan eindigt in een punt, een beetje als de hoorns van een buffel. Die laatste zien we trouwens ook overal lopen door de rijstvelden. Ook de mensen zelf hebben een andere gezichtsvorm. Naast hun mooie huizen staan steevast de graven van de familie. Soms zijn die graven groter dan de huizen zelf. Udin brengt ons eerst naar het dorpje Tomok waar we gaan kijken naar het oude graf van één van de raja’s van de Sibutarfamilie en een traditionele Batakdans kunnen meevolgen. De buffel staat centraal in deze wel zeer tribale dansvorm die begeleid wordt door trommelmuziek. Mooi en interessant.
Recht tegenover de graven ligt een schooltje. We proberen samen met een paar Nederlanders binnen te glippen en worden er met open armen ontvangen. De kinderen zingen liedjes, ook Nederlandse, uit volle borst. De bataks staan bekend om hun zangtalent en dat zullen we geweten hebben. Hun enthousiasme is zo groot en aandoenlijk dat Leon er schrik van krijgt.
We rijden verder naar het dorp Amarita, een mooi voorbeeld van een oud Batakdorp van de koning Laga Siallagan. Het oude centrum is volledig met stenen ommuurd en er staan nog een aantal houten huizen die dateren van rond 1640. In het midden van het plein staat een levensboom, met daaronder stenen tafels waar de dorpsraad werd gehouden. Nooit zo’n mooi voorbeeld van een dorpsraad onder een boom gezien.
Maar de kinderen waren voornamelijk onder de indruk van het verhaal van de berechtiging. Oscar mocht bijna in levende lijve ondervinden hoe in die tijd de doodstraf (onthoofding) werd uitgevoerd door de medicijnman. Hij mocht in ieder geval mooi op het schavot gaan liggen; gelukkig werd de ultieme daad niet uitgevoerd! Want vroeger, toen iemand was onthoofd, werd het bloed en de stukken vlees verdeeld onder de notabelen en smakelijk opgegeten. Gelukkig is dit gebruik gestopt in 1864. Leon was er toch niet helemaal gerust in.
In de namiddag wilden we nog zwemmen in het Tobameer dat ook vol vissen blijkt te zitten, maar dan hadden we niet op het weer gerekend. Het was plots heel fel gaan waaien waardoor de golven zo hevig waren geworden dat er van zwemmen geen sprake meer was. Spelletjes spelen dan maar. ‘s Avonds deden Fabrice, Alice en Oscar toch nog een poging, maar niet voor lang want de grote golven deden hen meermaals kopje onder gaan. Jammer dat we dat hebben gemist, want morgenochtend moeten we alweer verder naar onze volgende en voorlaatste halte: Brastagi.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten